oploegen overgankelijk, werkwoord, zwak

Spellingvarianten als bij: loege

  1. opstapelen, netjes neerleggen

    Die törf möt oploegd worden (Padhuis)

    IJ moet de kanten wal oploegen (Sleen)

    De lange törf worde op eloegd in viemen (Pesse)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...