opmèeien overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. maaien van slootwallen etc., meestal in opwaartse richting

    Low dat èende van de sloot eerst mor opmèeien, want daor zit zo'n roegte in (Stieltjeskanaal)

    Wij gaot de barm wat opmeeien (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...