opmarken overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. waarnemen, constateren

    Dat mot hij wel opmarken, dat is zo dudelijk as wat (Anloo)

    Heb ie dat niet op emaarkt dat die balke schieve stund (Dwingelo)

    Zie ook:
  2. de aandacht vestigen op

    Ik bin het er mit iens, mar mag ik nog even opmarken dat... (Broekhuizen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...