oppakken overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. oppakken, optillen

    Het lig op de grond, dat moej even oppakken (Sleen)

    Kuj even helpen oppakken? (Anloo)

    Zie ook:
  2. arresteren

    De plietsie het hom oppakt (Emmer Compascuum)

    Zie ook:
  3. opnieuw beginnen

    Hij har dat wark een zet liggen laoten, mar nou hef e het weer oppakt (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...