oppolitoeren overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. mooi, glanzend maken

    De linnenkaste is zo dof, ik zal hum ies mooi oppolitoeren (Broekhuizen)

    Zie ook:
  2. Wij kwamen wat laot vort, de vrouw mus zuk nog eerst wat oppolitoeren

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...