oprameien overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. opruimen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord)

    Aw met mekaar nog even an het oprameien gaot, biw zo klaor (Padhuis)

    oprameln

    Zie ook:
  2. opdonderen(Midden-Drenthe)

    Nou, ramei mor op (Gieten)

    Zie ook:
  3. vergroten(Zuidwest-Drenthe Noord)

    Die buis kan zo niet deur de mure, dat gat mut oprameid worden (Wapse)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...