opriegeln overgankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe
  1. opsommen

    Hij kende die plaotsnamen zo goed, hij kun ze zo opriegeln (Hijken)

    Zie ook:
  2. vertellen(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Dat verhaaltie hef hij al zo vaak opriegeld, dat ken wij nou wel haoste van buten (Geesbrug)

    opnumen

    Zie ook:
  3. op een rij leggen, zetten(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Ze waren met het heui an het opriegeln (Odoorn)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...