opscheuren overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. scheuren

    Hij zal der van langes kriegen, as zien mamme zug dat hij zien bukse opscheurd hef (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  2. opzetten(Midden-Drenthe)

    Een grote bek opscheuren (Schoonlo)

    *Hej het al heurd? De koningin hef het hemp opscheurd!

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...