opschrikken
Doou zien vrouw de deur dicht gooide, schrök e op (Eext)
Schiet mar een keer met het geweer deur de lucht, dan zult ze wal opschrikken (Zweelo)
aan het schrikken maken
Rustig blieven, wij moet de fazanten niet opschrikken (Hooghalen)
Ik wor iniens op eschrikt deur gebons op de roeten (Meppel)