opschudder -s, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe
  1. persoon, die iets opschudt

    Mien va luup bij het dörschen en die was opschudder. Die mus de legge opschudden (Sleen)

    Bij het eerpelroon was één de opstikker en de aander de opschudder

    Vroeger kun ien schudder twie gaarders an het wark holden (Coevorden)

    De opschudder schudt het èerpelloof en zet het in bulten (Hooghalen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...