opstoeken overgankelijk, werkwoord, zwak, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: opstoepen (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. (veend.) opstapelen van persturf in hoopjes van 10 stuks, 2 naast elkaar en vijf hoog

    Mit het perstörf opstoeken scheut het mie in de rugge (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  2. opstoken, ophitsen(Zuidwest-Drenthe)

    Zij hef er altied aordigheid an um de jongen tegen 'nkaander op te stoeken (Diever)

    Ie mut hum niet meer opstuken, hij is al ondeugend genog (Koekange)

    opstupen

    Zie ook:
  3. opstuwen(Kop van Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Iezer dat te dun is, kuj opstoeken; dan wordt het dikker (Sleen)

    Der zit zeker wat veur de duker, het waoter stoekt op (Roden)

    Zie mus bevallen, maar het is weer opstoekt

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...