opstrekkend bijvoeglijk naamwoord
  1. langgerekt, van een stuk land

    Dizze boerderij is een opstrekkende plaots, aal het laand lig der achter (Eext)

    Op het Wold

    bint het opstrekkende boerenplaatsen, mar in Broekhuzen ligt het laand rondom de boerderijen (Broekhuizen)

    Een opstrekkende plaots is hier ong. 2 km laank (Eexterveen)

    Een opstrekkende plaetse hef de huusstee an de diek (Smilde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...