optakeln overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. optakelen

    Met een takelbok weurden de bomen optakeld (Zwinderen)

    Most dien boksem even optaokeln

    Zie ook:
  2. (wederk.) zich opmaken, opdoffen

    Hie komp er zo an, hie wil zuk nog even wat optakeln (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...