optillen overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. opbeuren, optillen

    Hij tul verzichtig de klinke van de deure op (Nieuw Amsterdam)

    Hai tol zien bainen nait op, stroekelde en vuil deur de glaozen deure (Valthermond)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...