opvlechten overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. van vlechten voorzien

    Tegen de toonstelling moet de pèerde opvlöchten worden (Oosterhesselen)

    Maonen opvlechten (Anloo)

    Veurdat het peerd opvlochten wordt, mot de maonenkam deur de maonen (Eext)

    Die staart mot nog opvlöchten worden (Gasselte)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...