opvolden overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. opvouwen

    Ie moot de kraante good opvolden (Hijken)

    Hij har de waske mooi opvolgd (Barger Oosterveld)

    Most dat papier zo opvolden, en ast het dan zo inknipst, krigts heile mooie figuren (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...