opwachten overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. opwachten

    Toen hij in huus kwam, stun zien vrouw hum al met een stok op te wachten (Klazienaveen)

    Ze hebt oes börgmeester bij de intocht bij de gemeintegrens opwaacht (Vries)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...