opwakkern onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. opflakkeren(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Het vuur wakkert weer wat op (Dwingelo)

    Zie ook:
  2. De liefde is weer opwakkerd (Sleen)

    Zie ook:
  3. opfleuren(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Hij was arg suf, maor nao een paar borrels wakkerde hij weer op (Elim)

    Bron: H. Tiesing Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...