opwarken onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. samen en gelijktijdig werken

    Aj geliek opwarkt, warkt het ok wat mooier (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. (wederk.) zich omhoogwerken

    Bij die zaak kuj je nog wal opwarken (Sleen)

    Zie ook:
  3. afwerken(Veenkoloniën)

    Een schilderijlieste is soms mit holtsniewaark opwaarkt (Tweede Exloërmond)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...