opzèeien overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. manier van zaaien

    Hé, jong, ij moet eerst de kant opzèeien

    De eerste keer rond was opzèeien (Padhuis)

    Bij opzeien wordt met de rechter haand zo zeid, dat de kaant van de akker voldounde bezeid wordt (Eexterzandvoort)

    Aj niet begunt met opzeien, kriej niet alles met (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...