opzadeln onovergankelijk, werkwoord, zwak

Spellingvarianten als bij: zadel

  1. zadel opdoen

    Het peerd opzadeln (Ruinerwold)

    Zie ook:
  2. belasten

    Weej, wat as ik dèenk? Zie wilt oous der met opzaodeln (Eext)

    Door moej gien aander met opzadeln, dat moej zölf doen (Weerdinge)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...