opzetten overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. opzetten

    Ik mot neudig de eerpels opzetten

    Zet ie èven koffiewater op? (Zuidwolde)

    Zie hebt een hoesholding opzet

    Hie zette grote ogen op (Odoorn)

    Wat kan die een kröp opzetten! (Meppel)

    Hij zette een grote bek op (Ruinen)

    Wij hebt de akker met rogge der of. Nou moej hum wel even opzetten

    Een dubbele gast is vierkant opzet (Coevorden)

    Der kwam vanmiddag wind opzetten

    De locht betrekt, der komp onwèer opzetten (Dwingelo)

    Ootien wil het jonkien een paar hoosies breien, mar het wet niet hoeveul of het opzetten möt

    Ik wil nog een paar hozen opzetten

    Zet nog mor ies weer op, dan tap ik nog weer in

    Zet het koppien nog ies op (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  2. optasten

    IJ moet de kanten goed opzetten (Sleen)

    deur uut het gat-ende van de garve een toppe dwars te leggen onder de naost liggende garven (Wapserveen)

    Die put is met vlinten opzet (Gasselte)

    Hij mus nog een voor mes opzetten (Gasselte)

    De diek opzetten

    Zie ook:
  3. opkomen

    Het liekt er alles op dat het weer zuk opzet

    Het is opgaonde maone, nou zal het wèer wel wat opzetten (Koekange)

    As het weer wat opzette, gungen wij wal ies hen umhokken um de hokken wat holler te hebben staon, zo (Hooghalen)

    As de wind mor opzet, wordt de wolken wel lösjaagd (Gasselte)

    Die buie zet zo op

    Zie ook:
  4. opdagen

    Hij kwaamp mit een hiele anhaank opzetten (Hoogeveen)

    Het wordt slecht weer, de meeuwen komp opzetten (Ruinerwold)

    Het volk kwam in drommen opzetten (Gasselte)

    Zie ook:
  5. op stal zetten voor de winter

    De biesten bint al op ezet (Hoogeveen)

    As het zuk ruzig weer blef, zette wij de koenen op (Ruinerwold)

    Hej aordig opzet?

    Dat is zo'n mooi kostiempie, die zette wij veur de winter op (Hijken)

    Zie ook:
  6. ophitsen, aanmoedigen(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Man, zet dat pèerd ies een beetien op, ...an (Sleen)

    Hie hef ze tegen mekaar opzet (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  7. opzwellen

    Ik heb mie stöt en nou zet mie de hand op (Barger Oosterveld)

    De gaogel is mij op ezet (Ruinerwold)

    Zie ook:
  8. verhogen, omhoog doen

    Ie mut de krage goed opzetten (Broekhuizen)

    Het riek hef de belastings ok weer opzet (Eext)

    Zet het raam mar op en de hörre der veur (Elim)

    Het tuugpèerd wordt de kop opzet

    Zie ook:
  9. opdienen

    Jantien, ie kunt het eten wel opzetten (Ruinerwold)

    Ankriegen volk, opgezet is geneugd

    Zie ook:
  10. openzetten(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Waorum zet ie die deuren tegen elkaar op? (Hollandscheveld)

    Alle deuren tegen mekaar opzetten, dan kan het nog even deurluchten (Ruinerwold)

    Zie ook:
  11. voor de gek houden, te kijk zetten

    Wij zult hum er is even opzetten (Drouwen)

    Zij hebt hum der mooi opzet (Eexterveen)

    Ze hebt hum der mooi opzet

    Die zulle wij der vandage is opzetten (Pesse)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...