opzicht het
  1. toezicht

    Hie hef opzicht over de jonges, die daor an het wark bint, ...over de bouw, ...over het paosvuur (Sleen)

    Zie ook:
  2. opzicht

    In dat opzicht is mien geheugen vaast

    In dat opzicht hef e geliek (Emmen)

    Bron: H. Tiesing Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...