opzolten sterk, werkwoord, zwak, (on)overgankelijk, Veenkoloniƫn
  1. opkrassen

    Ie kunt opzolten met je spul (Erica)

    mit oen gezeur (Uffelte)

    Zie ook:
  2. (wederk.) het opgeven

    Hij hef niks in te brengen en kan zich wel opzolten (Ruinen)

    Het aol mensk kan zuk nou wal opzolten, schoondochter hef de boks an (Westdorp)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...