over II voorzetsel, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe
  1. over

    Gooi de achterliende mar aover de wezeboom (Broekhuizen)

    Hij leup over de brugge (Emmer Erfscheidenveen)

    De kinder zit altied over heur hèer

    Over de haand scheppen

    Ze proot aaid over aandern (Emmen)

    Het prootien was aover het pad egaone

    Zie ook:
  2. dan was het in een oogumslag aover de boer

    Ik wil nog even over de markt (Barger Oosterveld)

    Ze mag wel over wat gekhaid

    Zie ook:
  3. boven(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    De ketel hung over het vuur (Dalen)

    Zie ook:
  4. na

    Zie zongen het aine laid over het aander (Emmer Compascuum)

    Over een weke hew een brulfte (Fluitenberg)

    Vrijdag aover een weke (Hollandscheveld)

    De zundaogen over Paschen wassen veurhanden

    Zie ook:
  5. tijdens

    Ik heb over de Paosen vesite had (Erica)

    Zie ook:
  6. op

    Hie har een dikke schuld over het hoes (Anloo)

    Hij kan gien geld over dat hoes kriegen (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  7. tegen

    Hij kan slecht over de warmte

    Hij kan nich over bloud (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  8. tegenover(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Zie ook:
  9. van

    Hai is over aal kanten eerlijk

    Die kunt ze over gien enkel kaante bedriegen

    Zie ook:
  10. meer dan

    Dennen wuug over (de) honderd pond (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...