overdrie'ven I sterk, werkwoord, (on)overgankelijk
  1. overdrijven

    IJ moet niet zo overdrieven, der is gienend, die je leuft (Eext)

    Ie mut de zaak niet overdrieven (Pesse)

    Rem hum mar een bettien of, hij overdref (Padhuis)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...