overgang -en, de
  1. overweg

    As een pad dartig jaor elègen hef, hef iederiene recht van aovergang (Elim)

    Zie ook:
  2. overgang

    Wat een overgang, no opiens met dat weer (Padhuis)

    Tussen de veertig en de vieftig bint de vrouwlu in de aovergang (Hoogeveen)

    Zie ook:
  3. levenslang onderhoud tegen afstand van bezit

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...