overslaon I overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. overslaan

    Ie magt mij wel aoverslaon dizze reise (Ruinerwold)

    Hij hef een klasse overslagen (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. over de rand gieten(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Aj een kruukien vult, moej hum even overslaon, aans wil e niet dicht (Sleen)

    Pas op daj het koppie niet overslaogen (Roderwolde)

    Zie ook:
  3. overgieten(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe)

    Ik heb de melk maor over eslaone, die ömmer was lek (Dwingelo)

    Umdet de koffie te hiete was, sleug hij wat aover ien het schötteltien (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...