overwegen overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. overdenken, overleggen, over iets nadenken

    Aw dat een beetien beter overweugen hadden, haw het aans daon

    Die giet niet aover iene nacht ies; die mut alles goed aoverwegen (Ruinerwold)

    Ik overweeg um een neie fiets te kopen

    Dat mus ik beter overwogen hebben (Roden)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...