overzien
Je mut het wark wal kunnen overzien (Coevorden)
Hij kun neit overzein, wat veur naowaarking dat hebben zol (Emmer Erfscheidenveen)
Hie hef het te groot opzet, hie kan het niet meer overzien (Stieltjeskanaal)
Wij gaot hier zitten, dan kow de boel mooi overzien (De Wijk)
door de vingers zien(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe)
Die, die kan niks overzien (Sleen)
Eine dei flink wat mitmaakt hef, dei kan heilwat overzein (Barger Compascuum)
Van kinder moej een koppel overzeein kunnen (Eext)