pèens -en, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: pens (Kop van Drenthe), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), pèense (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), peinse (Zuidwest-Drenthe)

  1. koemaag

    De pens is de maag van de kouwe (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. lichaam

    Hie krig wat mèer pèens

    Ik heb gistern ongewoon

    waark edaone. De hiele peinse dut mij zeer (Ruinerwold)

    Ie moet wat met een dreijaorige ieken um de peinse hebben

    Dat jonkie hef een pak op pens had (Anloo)

    Hie kreeg helder wat op pèens van zien wief (Eext)

    Um die tuun mooi te holden hej een peinse vol wark mit

    Zie ook:
  3. buik

    Ik heb het in de peinse (Dwingelo)

    Hij kreeg zeerte in de pèense (Hoogeveen)

    Hij kreeg met voetballen een trap in de pèense (Hijken)

    Die vent hef een pens, het is niet mooi meer (Meppel)

    De pèens hangt hum over de boksemboord hen (Nieuw Dordrecht)

    ponse

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...