paar het, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: paor

  1. tweetal

    Die jong en dat wicht, dat is een goud paor (Norg)

    Ik heb op verjaordag een paar neie sokken kregen (Hooghalen)

    Het bint daor miest paarties

    Zie ook:
  2. enkele

    Ik heb nog een paer olde fietsen (Diever)

    Dei paar centen, door mos het nich um laoten (Barger Compascuum)

    Je moet nog een paar dagen wachten (Borger)

    Die hef een paar op de haide (Barger Oosterveld)

    ...an het heide dörschen

    Zie ook:
  3. tweeling

    Zij hebt een paortie kregen (Eexterveen)

    Een jong en een wicht is een paartie, aans is het een tweiling (Klazienaveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...