padde I -n, de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: borre, parre (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Noord), por (Midden-Drenthe), porre (Kop van Drenthe), (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), podde (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

  1. pad

    Hij is zo dartel as een padde (Elim)

    Ik bin zo dik as een parre

    Dat mes is zo stomp as een podde (Sleen)

    Zij vertelden dat de padden je in de ogen kunden miegen en daj der dan blind van kunden worden (Padhuis)

    As een kruusspinne een padde prebeert te vergiftigen, begunt de padde hoefblad te vreten en dan giet (Klazienaveen)

    De padden kroept, wij kriegt règen (Ruinerwold)

    Kniezen as een podde op de kloeten

    Hij krimpt as een podde op de snai

    As een vrouwe in verwachting was en zij schruk veur een padde en zij sleut van schrik mit de haand i

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...