piepkan de
  1. zuigfles(Kop van Drenthe, Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Hai is nog an de piepkanne (Emmer Compascuum)

    Storre Jan hef heil wat lammer optrokken mit een piepkan (Roswinkel)

    Hij is aordig an de piepkan

    zoegfles

    Zie ook:
  2. klein olielampje met een kousje in het pijpje. De helft van de deksel is op te lichten

    Ik har gien locht en doe heb ik het piepkannegien metnummen (Sleen)

    Zie ook:
  3. oliekannetje(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    De piepkan as euliekan bie een locomobiel (Barger Compascuum)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...