Ook: pietsken (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
met de zweep geven, slaan
Hij pietste mit zien stok een steentie van de weg (Hoogeveen)
Hie pietst met de stok veur de bol langs, mor raakt hum niet (Sleen)
Het peerd pietste achteruut (Fluitenberg)
Hij pietste het peerd even an de kont langes en toen wus e wel weer van oost (Klazienaveen)
Het peerd schrikt van het pietsen van de zweep (Anderen)
anpietsen