pikker(d) -s, de, Veenkoloniƫn, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid
  1. vinnig persoon

    Het was een echte pikker, ze wol wol waarken (Roswinkel)

    Zie ook:
  2. gemeen iemand(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    Dat is een vuile pikkerd (Klazienaveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...