pil -len, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: pille (Midden-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe)

  1. pil

    Dei slikt al een heile tied pillen, man het helpt niks (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. iets diks, vooral gezegd van een boterham

    Die kwaojong lust wel een dikke pil (Roderwolde)

    Die dikke pille brengt de bosschop goed over

    Dat boek, dat is een beste pil (Emmen)

    Zie ook:
  3. dokter

    Ik bin vanmorgen nog even naor de pille ewest, melesienen halen (Ruinerwold)

    pillefrits

    Zie ook:
  4. trap

    Za'k joe een pille in de kont geven (Klazienaveen)

    Hij gaf dei balle een pil! (Emmer Compascuum)

    Zie ook:
  5. klus(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Dat is nogal een hiele pil um dat klaor te kriegen (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...