plakken, kleven
Dizze postzegels willen niet plakken (Erica)
Wat is het hier heeit, alles plakt an je lichem vaast (Eext)
Het was er zo smerig, ie bleven an de stoulen plakken (Roswinkel)
blijven zitten
Ie kunt ze niet kwiet worden, ze blieft mar plakken (Barger Oosterveld)
behangen
Zie waren an het pepier plakken in de kamer (Weerdinge)
We mön de kamer nog plakken (Meppel)
herstellen
De baand plakken (Dwingelo)