plaschern werkwoord, zwak, (on)overgankelijk, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: planschern (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), plaschen, plaskern (Zuidoost-Drenthe), plassen (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), plastern (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

  1. met en in water knoeien

    Met dat warme weer mukt kinder geern in het water zitten te plaschern (Padhuis)

    De kiender plasten wat in het water rond (Hoogeveen)

    Hol op te plassen met dat water (Hijken)

    Plansker toch nich zo in het water (Nieuw Schoonebeek)

    Iene nat plassen dèur in een plasse waeter te staampen (Wapserveen)

    palschern

    Zie ook:
  2. soppen, waden(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    In de haarfst is het vaak zo daj deur het natte laand moet plaschern (Padhuis)

    Op sommige plekken plassen de koene in het water (Schoonebeek)

    plazen II

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...