Spellingvarianten als bij: pleister
pleisteren
Ze hebt dei mure opnei pleisterd (Barger Oosterveld)
aanleggen
Zij bleven aoveral pleistern, dus dat duurde nogal wat, veurdat ze aover waren (Hollandscheveld)
blijven plakken, niet weggaan(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Die bi'j morzo niet wèer kwiet, die blif mor zitten pleistern (Hijken)
Waor hej zo lang zeten te pleistern? (Sleen)
knoeien met water(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Moej die jongen toch ies in het water zien pleistern; zij koomt er uut te zien! (Koekange)
plaschern