plodderig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid
  1. opgezwollen, opgezet

    Hie is dik en plodderig um de ogen (Sleen)

    Wat een plodderig gezicht, net of e an de draank is (Exlo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...