poep II -en, de, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe
  1. Duitser

    Hij drèeit met de kont as een poep met de geldbuul (Westerbork)

    De poepen woonden hier vrogger in de Poepershoek (Hollandscheveld)

    Zie ook:
  2. uit Duitsland afkomstig

    Gooi die aolde poep toch achteroet

    Neem die poep mar mit, die is wat rustiger

    Dat pèerd dat is een aolde poep

    Zie ook:
  3. Katholiek

    Katholieken wordt ok wal poepen nuimd, Roomse poepen (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  4. hoeveelheid sterke drank

    Hij hef een mooie poep in de stevel

    Hij hef een beste poep op (Emmen)

    Zie ook:
  5. scheldnaam voor de inwoners van Ballo en Buinen *

    Noordse poepen/Lange roepen/Gaot hen noord/Karnemelk zoepen (Hoogeveen)

    Poepe/Lange roepe/Lange lepelstaal/O, wat bint die poepen kaal (Padhuis)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...