poepen onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. poepen

    Poepen was eerder een net woord, drieten en schieten was roeger (Sleen)

    Kinder gaot hen poepen, groten gaot meer hen schieten (Eext)

    Een vieze kerel is dat, heur! Hij poept onder het kassie

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...