Ook: poestig
in bet. 3
Zie ook:vol puisten
Hie is poesterig in het gezicht. Hie döt er van alles an, mot het helpt niks (Sleen)
groezelig, smerig(Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe)
Gaot oe toch ies goed wassen. Wat kiek ie der weer poesterig uut (Ruinerwold)
Ie kunt zo poesterig in de wasse kieken. Dan is het niet helder (Hollandscheveld)
kortademig
Wied kan e niet lopen; hij is vort zo poesterig (Hijken)
Dat peerd is poesterig, ...dempig (Eexterveen)
opgeblazen(Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)
Hij is poesterig in de hoed
ruw van oppervlak(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Vrogger hadden ze ok van die wat poesterige hoge hoeden (Padhuis)