por I -ren, dehet, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: purre (Zuidwest-Drenthe)

  1. gezwel, wratje

    Wat hej een dikke porre op de wange!

    Niet ankomen, heur, want vingers bint vurig (Broekhuizen)

    Hie hef een por in de nak (Sleen)

    porregie op de neuze (Diever)

    Zie ook:
  2. larve van de runderhorzel (zo, nd), ook gezegd van de verdikking, die de larve veroorzaakt

    Die koou hef porren (Gasselte)

    Zie ook:
  3. neusvuil(Veenkoloniƫn)

    Hij peuterde een dikke porre uut zien neuze (Emmer Erfscheidenveen)

    Zie ook:
  4. ondeugend, vinnig, klein persoon, ook gezegd van een bijdehand kind

    Het is mar zo'n purre, mar ze regelt de boel wel veur twei (Ruinerwold)

    Het is een klein porre, mar det zit in de familie (De Wijk)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...