pork I -en, dehet, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: purk (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. vaak verkl

    Zie ook:
  2. klein kind of dier

    Giet dat porkien ok al hen de de schoele? (Padhuis)

    Wat een pork, neit?

    Dat zwientie is ok mor een porkie (Klazienaveen)

    Zie ook:
  3. klein persoon

    Hie is mor een klein porkie, ij poest hum zo vort, mor woord hef e wel (Eext)

    Het is maar zo'n pork, maar wat is het een slim kerelken (Barger Compascuum)

    Zie ook:
  4. lichtgeraakt persoon

    Wat een pork van een kerel! (Sleen)

    Het is een kwaod pork (Roderwolde)

    smork

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...