prakken overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. prakken, fijnmaken

    Prakken of soppen is met het eten alles fiendrukken met de vörk (Weerdinge)

    Ik heb het eten al bijna op en dan prakt, ...sopt mien man nog

    Ik prak de eerappels eerst en dan dou ik der stip op (Barger Oosterveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...