prent -en, de, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: prente (Zuidwest-Drenthe)

  1. afbeelding, prent

    Wat hebt ze daor een prenten an de wand hangen (Sleen)

    In dat boek staot mooie prenten (Dwingelo)

    As wij op schoel jaorig waren, kregen wij een prent (Nieuw Dordrecht)

    Hij hef een mooi prentie aan de kaante hangen (Meppel)

    Aj de katechismus goud kenden, kreej een prentie

    Bie de eerste communie hebben wie elk van de familie een prentje geven (Emmer Compascuum)

    Zie ook:
  2. spoor, afdruk

    Kiek, dat is een prente van een ree (Hoogeveen)

    As ie prenten lezen kunt, dan keuj ok streupen (Hijken)

    prentien

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...