prikkeln overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. prikkelen

    Aj an de stroomdraod vuult, dan prikkelt dat zo (Dwingelo)

    Dat spul prikkelt mij op de tonge (Hoogeveen)

    De vingers prikkelt mie van de koolde

    Zie ook:
  2. prikken

    Dat wollen goed prikkelt mij zo (Sleen)

    prikken

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...