prinses -sen, de
  1. prinses

    Ze hef een verbeelding, ze kun de prinses van Engelaand wel wèzen (Ruinerwold)

    Die löp er aaid as een prinses bij

    Zie ook:
  2. prinsesseboon(Midden-Drenthe)

    In oous toen heb wij dubbele witten en prinsessies (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...